We kennen het spreekwoord: over de doden niets dan goeds… wat eigenlijk een slechte vertaling is van de mortuis nil nisi bene en men beter zou begrijpen als dat men over de doden niets tenzij op goede wijze spreekt of denkt. Dit betekent dat men verschillende aspecten van iemand kan naar voor brengen, maar op een goede, ofte respectvolle, manier.

Verschillend en toch gelijkend

Kort na het overlijden van Benedictus XVI waren veel van de krantenkoppen vernietigend of zeker onrespectvol tegenover de overleden voormalige paus.

Dit artikel kan als defensief overkomen tegenover de verkeerde beeldvorming die werd gepresenteerd. Maar Anton de Wit, hoofdredacteur van het Katholiek Nieuwsblad, formuleerde het gevat dat Benedictus al bij leven “voor de een niets goeds en voor de ander niets kwaads” kon doen. “Maar daar is ook de polarisatie in de kerk zelf schuldig aan”, stelt hij. “Bepaalde mondige, om niet te zeggen luidruchtige groepen binnen de kerk wilden hem voor zichzelf claimen. Terwijl, in werkelijkheid zijn de overeenkomsten met zijn voorganger en zijn opvolger veel groter dan de verschillen.” En dat klopt wel, ook al wordt Benedictus soms in oppositie geplaatst met Franciscus omwille van de aandacht voor schoonheid en uiterlijke kleine details, naar inhoud toe zijn ze zeer gelijklopend. Er zijn nu eenmaal mensen die niet verder kijken dan de rode muts (camauro), schoudermantel (mozetta) of schoenen die men draagt.

Modern

kardinaal Ratzinger kreeg verscheidene bijnamen toen hij hoofd was van de Congregatie voor de Geloofsleer. Zijn vasthoudendheid aan de gekende theologische standpunten lieten weinig tot geen ruimte voor contextualisering. Nochtans was hij als jonge theoloog zeer vooruitstrevend, ook in zijn deelname aan de vernieuwing tijdens het Tweede Vaticaans Concilie. Zijn bijdrage aan de conciliedocumenten via kardinaal Frings, onder wiens verantwoordelijkheid hij mee was als theologisch expert (peritus), lieten duidelijk blijken dat hij de nieuwe wind begreep en zich daarom sterk afzette tegen de conservatieven in het concilie.

Geloof, hoop en liefde

Naar mijn mening is kard. Ratzinger een denker die met tijd de zaken laat rijpen. De jaren 70 kenmerkten zich door de ‘overbodige God’ en eind de jaren 80 begin 90 kregen we ideologieen over de ‘dode God’ en werd alles ‘gedemystificeerd’ of alles moest duidelijk en helder zijn en dus hoort God daar niet bij. In zo’n tijd werd de aandacht voor de zin, de vreugde en de hoop door de kardinaal verder onderzocht en zou uitmonden in zijn eerste encycliek Deus Caritas est (2005), God is liefde.

De studie van de theologie was voor Ratzinger een dienstwerk aan de waarheid. Dit verklaart voor een stuk ook zijn vasthoudendheid. In zijn homilie op maandag 18 april 2005 voor de aanvang van het conclaaf formuleerde hij duidelijk het verlangen te werken aan een volwassen geloof. “Tegenwoordig wordt het hebben van een duidelijk geloof, gebaseerd op de geloofsbelijdenis van de kerk, vaak bestempeld als fundamentalisme. Terwijl relativisme, dat wil zeggen, zich laten 'heen en weer geslingerd, meegevoerd door elke wind van leer', de enige houding lijkt die de moderne tijd aankan. We bouwen aan een relativistische dictatuur die niets als definitief erkent en waarvan het uiteindelijke doel uitsluitend bestaat uit het eigen ego en de eigen verlangens.Wij hebben echter een ander doel: de Zoon van God, de ware mens. Hij is de maatstaf van het ware humanisme.” (1.)

Dat dit mogelijks een impact zou hebben om voor hem te kiezen als paus had hij niet verwacht en al zeker niet gewild, want rond die tijd hoopte hij op zijn pensioen.

Zijn tweede encycliek Spe salvi (2007) over de Hoop reageert net scherp tegen het relativisme en het individualisme. Tegelijk accentueert hij het gebed als de leerschool van de hoop. En zijn derde encycliek Caritas in Veritate (2009) heeft hij veel aandacht voor de armen, migranten, noodzakelijke hervorming van de economische instellingen en sprak hij toen al over het energieprobleem. “Technologisch geavanceerde samenlevingen kunnen en moeten hun eigen energieverbruik verminderen”, schreef hij, terwijl hij tevens “onderzoek naar alternatieve vormen van energie” aanmoedigde. Daarnest veroordeelde hij het hamsteren van energie ten nadele van de arme landen. Eigenlijk is er een vierde encycliek Lumen Fidei (2013) die van zijn hand is, maar onder de naam van Franciscus werd uitgegeven, en gaat over geloof. Dit vierde werk sluit naadloos aan bij zijn eerste twee encyclieken (Deus Caritas Est en Spe Salvi) en zijn gethematiseerd rond de theologale deugden: geloof, hoop en liefde.

Liefdevol

In zijn boek Inleiding in het christendom is het geloof voor Ratzinger iets dat ons wordt geschonken en waarbij de relatie met de persoonlijke God fundamenteel is. Wil je God kennen dan is de ontmoeting noodzakelijk. Pas als je iemand kent, kun je ook iemand liefhebben. Ontegensprekelijk was de liefde van Benedictus XVI  voor God en zijn overgave aan Christus overduidelijk: getuige ook zijn laatste worden ‘Heer, ik hou van U’. Gedurende zijn pontificaat wordt die liefde heel dikwijls verwoord in verschillende van zijn homilieen, brieven en toespraken. Ook in trilogie over Jezus van Nazareth laat hij weten dat hij dit schrijft niet als paus, vandaar ook de vermelding van zijn naam, maar perssoonlijk. Hij maakt er gebruik van het historisch-kritisch onderzoek en tegelijk verzet hij zich tegen uitwassen. Hij ontwikkelt als het ware een theologisch exegese, wat hij zelf een canonieke exegese noemt. Maar ook hier laat Ratzinger zich kennen in zijn liefde voor Jezus: “Jezus geeft ons het ‘leven’, omdat Hij ons God geeft.”

Ingetogen

Ik mocht Benedictus slechts eenmaal ontmoeten, en dan nog van ver in de Clementina zaal in het Vaticaan, tijdens een bijeenkomst voor priester in 2010. Een kleine man met een zachte stem en een vriendelijk gelaat. Een liefdevolle man zo vertelde mij een medewerker van de Congregatie voor de Erediensten. In de verschillende werken en teksten die ik mocht lezen herken ik dit ook. 

Wat men ook beweerde: hij was een sober man, die liefst van al in stilte en alleen at, die een groot gebedsleven had dat zich ook weerspiegelde in zijn pontificaat dat er een was van verdieping. De soberheid van zijn uitvaart paste hem en de schriftlezingen waren mooie teksten, die we ook gebruikten tijdens de requiemmis in onze Mariaparochie.

Maar zijn nederigheid kwam het best tot uiting in zijn aftreden in 2013: als het je mentale en fysieke krachten te boven gaat het durven loslaten, en uit handen geven, uit liefde voor de Kerk.

Uit en in de handen

Elke priester, net als zoveel anderen die alleen zijn, keert ’s avonds in de eenzaamheid naar die Ene waaraan men zich toevertrouwt. Men geeft alles uit handen en men legt zich vertrouwvol in de handen van de Vader. Hij inspireert ons tot een nieuwe dag en tot we ooit eens opstaan tot het eeuwig leven.

Dank Benedictus XVI, om leraar te zijn voor de Kerk en herder van Gods volk.

 

Geert C LEENKNEGT, priester

_______

(1.): https://www.vatican.va/gpII/documents/homily-pro-eligendo-pontifice_200…
*  Inleiding in het christendom (vert. Enfuhrung in das Christentum, 1968) herschreven in 2000 en uitgegeven als De kern van ons geloof, Joseph Ratzinger-Benedictus XVI, 2006.
*  Jezus van Nazareth, deel I doop in de jordaan in Jeruzalem tot Gedaanteverandering, Joseph Ratzinger-Benedictus XVI, 2009
*  Jezus van Nazareth, deel II intocht in Jeruzalem tot de Opstanding, Joseph Ratzinger-Benedictus XVI, 2011
*  Jezus van Nazareth, proloog de kinderjaren, Joseph Ratzinger-Benedictus XVI, 2012

 

 

 

Benedictus XVI

deze tekst werd gepubliceerd in Week: 2 (nummer van woensdag 11 januari 2023)  Editie: 2172 – Kerk en Leven Lebbeke en  Editie: 2045 – Kerk en Leven Buggenhout